Beknopte geschiedenis

Beknopte ontstaansgeschiedenis

Plattegrond-kleur

Voor de aanleg

In het begin van de negentiende eeuw was Leiden nog geheel omgeven door vestingwallen en singels. De acht stadspoorten waren de enige toegang tot de stad. Van de 19 molens, die eens de wallen van Leiden sierden, bleef in de loop der jaren alleen molen ‘de Valk’ behouden. In 1830 stond op de kruising tussen de vestingwal en de Geregracht nog de korenmolen ‘Het Kalf’ – later omgedoopt tot De Oranjeboom. In april 1830 werd en gedeelte van de vestingwallen in de buurt van deze molen ingericht als oefenterrein voor de stedelijke schutterij. Niet veel later werd hier de eerste beplanting aangebracht. De vestingwallen vanaf De Oranjeboom tot de Hogewoerdspoort moesten daarvoor worden gesloopt. Daarmee werd een begin gemaakt in de herfst van 1830. Het was een werkgelegenheidsproject, dat in de winter een inkomen zou verschaffen aan 66 arbeiders. Er werd gedurende 15 weken achtereen aan gewerkt. Tweederde deel van het voorgenomen project was toen voltooid.De kosten bedroegen vierduizend gulden. Deze werden gedekt door de opbrengst van de verkoop van 493 iepen langs de Maresingel en de Herensingel. Van het oorspronkelijke plan om het vrijgekomen terrein te beplanten met hakhout, zag het gemeentebestuur in eerste instantie af. De grond werd verhuurd voor tuinbouw. Het stuk vestingwal tussen dit gebied en het kort tevoren aangelegde schietterrein bleef liggen, tot het in de winter van 1832 ook werd afgegraven. Dit deel werd in maart 1832 beplant met elzen, essenhakhout en haagdoorns, in totaal 11.000 plantjes, voor een bedrag van honderdachtendertig gulden. Van de aanleg van een openbaar wandelpark was vooralsnog geen sprake.

De aanleg

In 1835 werd gemeentearchitect Salomon van der Paauw belast met de aanleg van het park. Er werden duizenden bomen en struiken ingeplant, onder andere eiken, kastanjes, esdoorns en linden, hulst en gouden regen. Op 1 juni 1836 ging het park open voor

Salomon van der Paauw

publiek. Wandelaars werd meegedeeld dat ‘Deze Wandelplaats ten genoegen van het publiek’ was aangelegd en dat van ieder werd verwacht ‘dat men zich onthouden zal enige schade aan het plantzoen, of hetgeen tot de wandelwegen betrekking heeft, toe te brengen, en dat een ieder zal medewerken anderen daarvan terug te houden’. Blijkens een artikel in de Leydsche Courant van 10 juni 1836, was het publiek erg blij met het nieuwe park.

 De verdere ontwikkeling

In de loop van de volgende jaren werden steeds  veranderingen in het Plantsoen aangebracht.  Vooral na de demping van de 4e  Binnenvestgracht en de bouw van de huizen aan het  Plantsoen tussen 1880 – 1887.

Korte tijd daarvoor waren de huizen aan de Plantage al  gebouwd, hier op aansluitend was nog een stuk park  aangelegd dat, tot de demping van het Levendaal en de  aanleg van een bijna twintig meter brede verkeersweg in de  jaren 1934 – 1936, een mooi geheel vormde met het  Plantsoen. Voor de bouw van de huizen aan het Plantsoen  moest een stuk van het park worden opgeofferd. Het park  zou meer als tuin worden aangelegd.  Bij de gemeenteraad stuitte een en ander wel op wat  bezwaren en zeker bij de bewoners van de  Binnenvestgracht. Hun mooie uitzicht op het groen zou immers geheel worden  weggenomen. De protesten van de bewoners van de  Binnenvestgracht werden door het gemeentebestuur  afgewezen met als argument de waardevermeerdering van  hun eigen huizen door de nabijheid van de nieuw te bouwen  burgerhuizen en de belofte een riolering aan te leggen en te  zorgen voor meer straatverlichting en politietoezicht.

Tijdens de hongerwinter van 1944 werd 93 % van het gehele Leidse bomenbestand gekapt om als brandhout te dienen. Een aantal bomen in het Plantsoen werd hierbij gespaard. Ongeveer 20 % van het huidige bomenbestand dateert van vóór 1944. Ongeveer 8 % dateert van voor 1930. Deze bomen waren waarschijnlijk te dik om door de gewone burger neergehaald te worden.

Na de oorlog kwam het accent meer te liggen op de recreatieve mogelijkheden van het park en minder op de landschappelijke vormgeving. Onder andere door de toepassing van gestandaardiseerd beheer en het asfalteren van paden gingen specifieke historische kenmerken verloren.

Vanaf de jaren tachtig leefde de belangstelling voor tuinarchitectuur weer op.

Sinds november 1997 is het een gemeentemonument. De huizen aan het Plantsoen vormen een onderdeel van dit  monument. De groenstrook aan de overkant van de singel behoort tot de groene ruimte rond het Plantsoen.

Voor een gedetailleerde kunsthistorische beschrijving van het Plantsoen: Zie ‘Het Plantsoen, ontwikkelingsgeschiedenis, tuinhistorische analyse, beheervisie, maatregelenplan van Ing. C. Cupido en Mw Drsa. B.M. Tigchelaar (November 2002).

<< naar boven
<< home